Als u net een onderneming heeft overgenomen, is het niet wenselijk dat de verkoper onmiddellijk na de overname opnieuw in dezelfde markt actief wordt. U heeft immers veel geld geïnvesteerd in het klantenbestand, personeel en knowhow van de overgenomen onderneming. Als de verkoper een concurrerende activiteit opstart, kan deze investering mogelijk niet zoveel meer waard zijn. Hier komt een niet-concurrentiebeding goed van pas. Dit is een nuttig instrument om concurrentie te voorkomen, maar hier hangen grenzen aan. Het is dan ook essentieel dat dit beding juridisch correct wordt opgesteld en goed wordt onderhandeld in de overnameovereenkomst.
Wat is het gevolg van een niet-concurrentiebeding?
Een niet-concurrentiebeding bij een overname is een clausule, waarbij de verkoper zich verbindt om gedurende een bepaalde periode geen concurrerende activiteit uit te oefenen die de koper zou benadelen. Het doel is om de koper te beschermen tegen het risico dat de verkoper na de overdracht een gelijkaardige activiteit zal opstarten. Hierdoor heeft de koper meer zekerheid over het floreren van de overgenomen onderneming.
Wat zijn de grenzen van het verbod?
In principe geldt er een vrijheid van ondernemen[1] en deze vrijheid mag niet buitensporig beperkt worden. Het verbod op concurrentie is beperkt qua:
- Ruimte: Deze beperking is afhankelijk van hoe ver uw klantenbestand reikt en andere feiten, zoals het online verhandelen van producten. Doorgaans wordt het beperkt tot het gebied waarin de betrokken concurrenten elkaar zouden kunnen concurreren.
- Tijd: Een niet-concurrentiebeding moet altijd beperkt zijn in tijd. De maximale duur is afhankelijk van de tijd die nodig is voor de overnemer om cliënteel aan zich te binden. In de regel wordt tot 3 jaar aanvaard.
- Activiteit: Het concurrentieverbod kan enkel betrekking hebben op soortgelijke activiteiten die een bedreiging kunnen vormen voor de overnemer. Dit moet zo specifiek mogelijk omschreven worden, anders kan het een ongeoorloofde inperking zijn van de vrijheid van de verkoper.
De inperkingen op de vrijheid van de verkoper moeten altijd proportioneel zijn in het licht van de concrete omstandigheden. Als dit niet het geval is, kan de rechter het beding geheel of gedeeltelijk nietig verklaren. Sinds de cassatiearresten van 2015[2] kan de rechter ervoor kiezen om het beding te matigen als dat volgens de wil van de partijen is. Het is dus verstandig om aan het beding toe te voegen dat ingeval van een buitensporige beperking het beding herleid zal worden tot een geoorloofde beperking.
Wat als de verkoper het verbod niet naleeft?
Als de verkoper het niet-concurrentiebeding niet naleeft, kan de koper naar de rechter gaan en vragen om een stopzetting van de activiteit of een schadevergoeding vragen. De overnemer zal dan de omvang van de geleden schade moeten bewijzen en het kan moeilijk zijn om hier een getal op te plakken. Daarom is het aangeraden om een forfaitair vastgesteld schadebeding toe te voegen, maar ook deze moet proportioneel zijn. Anders kan de rechter het bedrag verminderen.
Conclusie
Als u een onderneming overneemt, wilt u dat uw onderneming zo goed mogelijk functioneert en alle stoorzenders vermijden. Een niet-concurrentiebeding kan een goed beschermingsmechanisme zijn om de concurrentie van de verkoper te vermijden, maar het is belangrijk om de grenzen in acht te nemen.
[1] Artikel II.3 WER
[2] Cass. 23 januari 2015; Cass. 25 juni 2015
Zele, 30 mei 2025