U bent van plan om een vennootschap op te richten en deze zal binnen een half jaar opgericht worden. Vandaag ziet u echter dat de perfecte kantoorruimte te huur staat voor uw toekomstige vennootschap. Maar de vennootschap kan nog niet als huurder optreden, want die bestaat nog niet. Wat kunt u ondernemen in de voorbereidingsfase van de vennootschap om toch bepaalde praktische zaken te regelen voor uw toekomstige vennootschap? En wie is juridisch gebonden door deze handelingen?
Preconstitutief handelen
Eerst vinden er onderhandelingen plaats met de oprichters over de vennootschap. Wanneer er een overeenkomst wordt gesloten, betekent dat niet dat de vennootschap meteen bestaat. Wanneer een vennootschap nog niet officieel bestaat, kunnen oprichters, ook promotors genaamd, reeds handelingen in naam en voor rekening van de vennootschap in oprichting stellen.[1] Totdat de vennootschap officieel is opgericht, is de promotor persoonlijk gebonden door de rechtsgevolgen van de rechtshandelingen. Deze handelingen stelde hij voor de vennootschap in oprichting. Indien er dus een kantoorruimte gehuurd wordt door de promotor, is hij zelf gehouden tot de betaling van de huurprijs.
De bevrijding van de promotor
De promotor is pas bevrijd wanneer de vennootschap de rechtshandeling overneemt. Dit moet binnen een bepaalde termijn gebeuren. Ten eerste moet de vennootschap binnen twee jaar na het stellen van de rechtshandeling opgericht worden. De oprichting van de vennootschap vindt plaats bij het neerleggen van de oprichtingsovereenkomst op de griffie van de ondernemingsrechtbank. Bovendien moet de overname plaatsvinden binnen de drie maanden na de oprichting van de vennootschap. Wanneer de rechtshandeling wordt overgenomen, verdwijnt de promotor retroactief uit de rechtsverhouding. De rechtshandeling wordt dan geacht altijd gesteld geweest te zijn door de vennootschap. De promotor is volledig bevrijd van de rechtshandeling.
De overname van de rechtshandeling kan uitdrukkelijk plaatsvinden door het preconstitutief handelen op te nemen in de oprichtingsakte. Dit kan bovendien ook stilzwijgend door het in gebruik nemen van het desbetreffende goed, het uitvoeren van de verbintenis of de betaling.
Problemen bij de overdracht van de rechtshandeling
Indien de verbintenis wordt overgenomen, maar nadat de termijn reeds verstreken was, wordt de promotor niet bevrijd. De vennootschap zal dan toetreden in de schuld van de promotor. Dit betekent dat de schuldeiser de promotor nog steeds kan aanspreken voor de verschuldigde prestatie. Echter, de promotor kan eisen van de vennootschap dat deze instaat voor de verschuldigde prestatie.
Wanneer de vennootschap de rechtshandeling niet overneemt, zal de promotor evenmin bevrijd zijn van de verbintenis. Er is dan sprake van een onvolmaakte schuldvernieuwing. De schuldeiser kan de promotor nog steeds aanspreken voor de verschuldigde prestatie, maar de promotor kan regres uitoefenen op de vennootschap. De vennootschap was immers in eerste instantie bereid om de schuld over te nemen.
Besluit
Preconstitutief handelen biedt oprichters de mogelijkheid om reeds voor de oprichting van een vennootschap noodzakelijke handelingen te verrichten. Bijvoorbeeld het huren van een kantoorruimte. Deze handelingen binden in eerste instantie de promotor persoonlijk. De promotor kan echter volledig worden bevrijd indien de vennootschap tijdig en correct de verbintenis uitdrukkelijk of stilzwijgend overneemt. Het naleven van de wettelijke termijnen is hierbij van groot belang voor de bevrijding van de promotor.
[1] Art. 2:2 WVV
Zele, 29 december 2025