Faillissementsrecht

Grondwettelijk Hof bevestigt de vervaltermijn van het recht op terugvordering van eigendom bij faillissement

In een vorig artikel, zetten we reeds uiteen dat de opname van een beding van eigendomsvoorbehoud (bvb. in algemene voorwaarden) een doeltreffende techniek kan zijn om u te beschermen tegen wanbetalers. Dat is zeker het geval indien uw debiteur failliet wordt verklaard.

Op 15 mei 2025 sprak het Grondwettelijk Hof zich uit over een belangrijke kwestie in het insolventierecht: is de vervaltermijn uit artikel XX.194, tweede lid van het WER, die eigenaars verplicht hun goederen vóór de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie terug te vorderen, verenigbaar met het beschermde eigendomsrecht ? De zaak betrof een onderneming die pas maanden na de faillietverklaring zijn eigendom trachtte terug te vorderen terwijl het eerste PV van verificatie al was neergelegd. In eerste aanleg werd deze vordering afgewezen, maar wat heeft het Grondwettelijk Hof hierover te zeggen?

De regel in kwestie

Artikel XX.194 WER geeft aan de eigenaar het recht om zijn goederen terug te vorderen indien de gefailleerde deze in bezit heeft. Hier hangt echter een enorm strikte termijn aan vast. Dit moet namelijk gebeuren vóór de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen. Als deze termijn overschreden wordt, verliest de eigenaar het recht om zijn eigendom terug te vorderen.

Deze vervalregel werd aangevochten nadat een eigenaar de vordering pas instelde na het verstrijken van deze termijn. De zaak leidde tot een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof over de grondwettigheid van deze termijn.

De visie van het Hof

Het Hof is van mening dat indien de eigenaar de termijn laat verstrijken, dit enkel zijn recht op terugvordering van zijn eigendom aantast, niet het eigendomsrecht zelf. Indien de goederen niet verkocht worden tijdens de faillissementsprocedure, kan de eigenaar ze wel terugvorderen als ze nog aanwezig zijn bij de ex-gefailleerde.

De reden van deze strikte termijn is om de curator duidelijkheid te verschaffen over de inhoud van de failliete boedel om een snelle afwikkeling van het faillissement te verzekeren. Als er geen termijn zou gelden, kunnen er op ieder moment vorderingen worden ingesteld, wat zorgt voor onzekerheid en vertraging.

Het is echter cruciaal dat de termijn voldoende lang is en dat het faillissementsvonnis kenbaar is. In de praktijk heeft de eigenaar ongeveer 35 tot 60 dagen vanaf de bekendmaking van het vonnis en volgens het Hof is dat voldoende. Aangezien het vonnis wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad acht het Hof het redelijk dat iedereen zich regelmatig informeert over de status van de onderneming die zijn goederen in bezit heeft.

Kritische bedenkingen

Het Hof oordeelde dat de strikte vervaltermijn grondwettelijk is, maar is deze wel rechtvaardig? Het kan namelijk voorkomen dat de eigenaar pas na de vervaltermijn verneemt dat het goed zich bij de gefailleerde bevindt, zeker als er geen contractuele relatie bestaat. In dat geval wordt het recht van terugvordering van de eigenaar ontzegd.
Men kan zich ook vragen stellen bij het verschil in behandeling van de schuldeisers en eigenaars. Schuldeisers worden namelijk geïnformeerd over de termijn van hun vordering, terwijl eigenaars op eigen initiatief het Belgisch Staatsblad in de gaten moeten houden.

In de rechtsleer wordt een alternatief naar voren geschoven, namelijk de zakelijke subrogatie. De eigenaars kunnen de goederen dan niet meer terugvorderen, maar kunnen wel aanspraak maken op de prijs die de curator ontvangt na het openvallen van het faillissement. Hierdoor worden de gevolgen van het verstrijken van de termijn getemperd.

Conclusie

Het Grondwettelijk Hof acht de vervaltermijn voor de terugvordering van eigendom bij faillissement grondwettelijk, dit is in het belang van een snelle afwikkeling van de procedure. Dit roept echter wel vragen met betrekking tot de billijkheid, zeker wanneer eigenaars niet tijdig kennis krijgen van het faillissement. Een goede opvolging van uw wanbetaler(s) waarbij u regelmatig nakijkt of deze nog niet failliet zou zijn (eenvoudig op te zoeken via de website van de Kruispuntbank van Ondernemingen) kan dus van groot belang zijn om snel te handelen indien u een eigendomsvoorbehoud kan uitoefenen.

Zele, 6 juni 2025

Inbreng in geld, natura en nijverheid: wat is mogelijk en wanneer?

In verschillende fases van het leven van een onderneming kan er een inbreng gedaan worden. Denk aan de oprichting, kapitaalverhoging of wanneer er een nieuwe vennoot toetreedt. In eerste instantie denkt men aan een inbreng in geld, maar dit kan...

De impact van een aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie op schuldeisers.

Wanneer een onderneming zich in financiële moeilijkheden bevindt, kan zij een procedure opstarten tot gerechtelijke reorganisatie. Een gevolg hiervan is dat er een zogenaamd ‘moratorium’ in werking treedt. Dit betekent dat schuldeisers gedurende een bepaalde periode geen invorderingsmaatregelen kunnen nemen....

De alarmbelprocedure: wanneer gaan de bellen rinkelen?

Als ondernemer kunt u te maken krijgen met financiële moeilijkheden. Tijdig ingrijpen is cruciaal om de situatie onder controle te krijgen en om ongewenste gevolgen te beperken. De alarmbelprocedure verplicht de bestuurders om actie te ondernemen bij ernstige verliezen om...